Voor het opstellen van de begroting 2023 zijn in de Kadernota 2023 de volgende richtlijnen vastgesteld:
Beleid
a. De uitwerking van de op te stellen raadsagenda 2022-2025. Het college van B&W werkt deze agenda verder uit aan de hand van de vragen:
- Welke doelstellingen hebben we?
- Wat gaan we doen om deze doelstellingen te bereiken?
- Wat kost het?
b. Raadsbesluiten tot en met de vergadering van juni 2022 inclusief de vermelde posten in het voorjaarsbericht 2022 worden verwerkt in de programmabegroting 2023;
c. Raadsbesluiten van juli tot en met december 2022, met meerjarige (structurele) gevolgen, worden verwerkt in de eerste begrotingswijziging van 2023;
Kostenontwikkeling
d. Er is rekening gehouden met een inflatie van 2,2% voor de zgn. ‘prijzen’ (=opgaven CPB-prognose van maart 2022). Dit betreffen de directe uitgaven- en inkomstenbudgetten;
e. Rekening is gehouden met een interne loonkostenstijging van 3,6%. Dit is conform de begroting van OVER-gemeenten, waar de loonkosten van de ambtelijke organisatie in zijn opgenomen. Het betreft hier dus alleen de loonkosten van het bestuur van Wormerland. Deze indexatie is noodzakelijk om periodieken, verhoging sociale lasten en pensioenlasten te dekken;
f. Voor de gemeenschappelijke regelingen is eveneens een inflatie van 2,2% gehanteerd. Prijsstijgingen hoger dan dit percentage, zijn slechts opgenomen voor zover daar contracten, bestuurlijke afspraken of andere ‘bewijsstukken’ aan ten grondslag liggen;
g. De begrotingen van de samenwerkingsverbanden en gemeenschappelijke regelingen dienen we uiterlijk 31 mei te hebben ontvangen, zodat deze kunnen worden verwerkt in de programmabegroting 2023-2026. Mocht dit niet het geval zijn dan stijgen de lasten voor de begroting 2023-2026 met de in f voorgestelde stijgingen;
Renteontwikkeling
h. De rekenrente wordt sinds 2022 jaarlijks opnieuw berekend en bij de Kadernota vastgesteld. Dit is vastgesteld in de nota ‘waardering vaste activa, afschrijvingen en rente’, welke in december 2020 is vastgesteld. Deze wordt gebruikt voor diverse berekeningen zoals afkoopsommen, contante waarden, maar met name voor de kapitaallasten over investeringen. Voor 2023 is de rekenrente, net als voor het jaar 2022, berekend op 1,5%. Voor het opstellen van de Begroting 2023 wordt daarom een rekenrente van 1,5% gehanteerd.
Overige
i. In de vergaderingen van de samenwerkingsverbanden en gemeenschappelijke regelingen dient ons gemeenschappelijk standpunt met betrekking tot de loon- en prijsstijgingspercentages en de aanleverdatum van de begrotingen te worden ingebracht;
j. De jaarschijf 2023 van het meerjarenplan (MJP) 2023-2026 wordt vastgesteld bij de kadernota 2023, voor wat betreft vervangingsinvesteringen, areaaluitbreiding en intensivering bestaand beleid. De consequenties ervan worden direct verwerkt in de programma’s van de programmabegroting 2023-2026.
Gemeentelijke belastingen en retributies
k. Voor de tarieven gaan wij uit van een stijging gelijk aan het inflatiepercentage, in dit geval van 2,2%. Uitzonderingen op de algemene regel van de toegestane stijging zijn:
• reisdocumenten / rijbewijzen: de tarieven van de reisdocumenten / rijbewijzen zijn aan een wettelijk maximum gebonden;
• afvalstoffenheffing / rioolrecht: met betrekking tot deze tarieven geldt, met uitzondering van de BCF-component, een kostendekking van 100%;
• voor de OZB en de RZB geldt dat niet de tarieven, maar de opbrengst stijgt met het genoemde inflatiepercentage. Daarbij komt, sinds de begroting 2021, dat de korting op de Algemene Uitkering naar aanleiding van de WOZ-waardestijging, bij de geraamde onroerendezaakbelasting opbrengst wordt opgeteld.