Inleiding

Aanbiedingsbrief

Aan de raad van Wormerland,

Het goede nieuws is dat wij u een structureel sluitend begrotingsvoorstel voorleggen vanaf het jaar 2029 en dat daarmee de lopende dienstverlening voortgezet kan worden voor de inwoners van onze gemeente. Er zit voldoende in de Algemene reserve om de jaren met een negatief saldo op te kunnen vangen.

Structureel sluitende begroting
Voor het toezicht van de Provincie is het noodzakelijk dat of het eerste jaar (2026) of het laatste jaar (2029) structureel sluitend is. Het jaar 2026 toont een tekort. Het jaar 2027 en 2029 zijn wel sluitend. Daarmee is de begroting vanaf 2027 structureel sluitend te noemen omdat de dip in 2028 veroorzaakt wordt door het dal in de algemene uitkering, het zogenaamde ravijnjaar. 


Traject Duurzaam begrotingsevenwicht

De raad is sinds de zomer van 2024 actief betrokken bij het opstellen van de kaders om te groeien naar duurzaam begrotingsevenwicht (DBE). In navolging van de vastgestelde kaders zijn er bij de Kadernota 2026 opnieuw DBE-voorstellen gedaan. Hierin heeft de raad besloten het surplus in te zetten als dekkingsmiddel, zijn er bestuursopdrachten gegeven over de verhoging van de kostendekkendheid van diverse gemeentelijk panden en tot het verhogen van kostendekkendheid van het pontje Spijkerboor. Deze opdrachten zijn in deze begroting verwerkt, deels als stelpost omdat een concrete invulling nog nader uitgewerkt wordt.


Uitgangspunt begrotingssaldi

Bij de vaststelling van de Kadernota 2026-2029 heeft de raad ook besluiten genomen in het kader van het traject Duurzaam begrotingsevenwicht. De begrotingssaldi waar we de begroting 2026 mee starten zijn, anders dan andere jaren, daarom niet gelijk aan de begrotingssaldi zoals vermeld in de Kadernota 2026-2029. De startsaldi van deze begroting zijn inclusief de al genomen besluiten rond het DBE en de verwerking van de meicirculaire 2025.


Bestemming rekeningresultaat 2024

In verband met de vertraagde besluitvorming van de Jaarstukken 2024 (raad 23 september 2025) was de verzending van de begroting 2026 aan de raad nog geen raadsbesluit over de bestemming van het rekeningresultaat 2024. Om de volgbaarheid te vergemakkelijken is het voorgestelde besluit tot de bestemming wel verwerkt in deze begroting. Eventuele amenderingen op dat besluit zijn niet verwerkt.


Tariefstijging afval 2026
In het Voorjaarsbericht 2025 (raad juli 2025) is de raad geïnformeerd over het product afval dat deze in 2024 en 2025 niet kostendekkend was. Deze tekorten zijn opgevangen uit de algemene middelen. Om in 2026 te kunnen voldoen aan de kostendekkendheid zou het tarief met 21% moeten stijgen. In de begroting 2026 wordt voorgesteld om de kostendekkendheid trapsgewijs in te voeren, te weten in twee jaar, en het tekort aan inkomsten ad €240.000 voor het jaar 2026 incidenteel te onttrekken aan de Algemene Reserve. De afvalstoffenheffing zal dan voor 2026 stijgen met 12%. Voor de afvalstoffenheffing van 2027 zal dan de aansluiting naar kostendekkendheid gemaakt worden door onder andere te sturen op de VANG-doelstelling (van afval naar grondstoffen).


Jeugdzorg/ Wmo tekorten

Tijdens het opstellen van de begroting 2026-2029 is er geconstateerd dat er tussen de verwachte uitgaven en de begroting grote overschrijdingen te verwachten zijn. Deze overschrijdingen hebben betrekking op zowel de Jeugdzorg als de Wmo. De structurele doorwerking van de verwachte tekorten zijn verwerkt in de Begroting 2026-2029. Voor het jaar 2025 zal het verwachte tekort worden verwerkt in het Najaarsbericht 2025.
We zullen de toekomstige financiële- én maatschappelijke ontwikkelingen nauwlettend in de gaten houden. De kosten voor zowel de jeugdzorg als de Wmo zijn lastig te voorspellen. Het betreft voor beiden een openeinderegeling, waar wij als gemeenten minimale invloed op kunnen uitoefenen. Binnen de jeugdzorg en de Wmo bestaat wel de verwachting dat de kosten de komende periode verder zullen stijgen. Het is de verwachting dat er vanuit het Rijk in de komende jaren maar beperkt aanvullende middelen toegekend zullen worden.


Stelposten

Onze toezichthouder (de Provincie) verplicht ons een aparte paragraaf Taakstellingen en stelposten te maken. Dit in verband met de verslechterde financiële positie bij gemeenten. De oorzaak van deze verslechterde financiële positie ligt in het overdragen van taken vanuit het Rijk zonder voldoende financiële middelen om deze taken uit te kunnen voeren. De financiële positie van gemeenten is hierdoor steeds meer onder druk komen te staan. Het gevolg hiervan is dat bij gemeenten steeds vaker bezuinigingsmaatregelen, ombuigingen en/of taakstellingen nodig zijn om de meerjarenbegroting sluitend te maken. In deze paragraaf is in deze begroting een aantal nieuwe stelposten opgevoerd. Deels als gevolg van bestuursopdrachten vanuit het DBE en deels zijn er nieuwe stelposten voor jeugdzorg en WMO opgevoerd. Hoewel stelposten altijd een mate van onzekerheid in zich hebben voeren we deze stelposten niet zomaar op, de stelposten zijn reëel. In de paragraaf 'Taakstellingen en stelposten' wordt uitgelegd waarom we deze opvoeren.


Het college wens de raad goede beraadslagingen en een breed gedragen uitkomst in besluiten toe.


Wormerland, 16 september 2025


Het college van Wormerland,

de secretaris,        de burgemeester,

 

E. van der Linden                A.J. Michel - de Jong

Financieel resultaat

Terug naar navigatie - Inleiding - Financieel resultaat

In de tabel hieronder ziet u het begrotingsverloop. Waar we vorige jaren starten met de begrotingssaldi uit de Kadernota is dit bij de Begroting 2026 anders. Bij de Begroting 2026 is het uitgangspunt tabel 6 uit het raadsbericht van de meicirculaire 2025. Dit heeft de raad besloten bij de Kadernota 2026 (beslispunt 2) op 7 juli 2025. Dit betekent dat de mutaties vanuit het Duurzaam Begrotingsevenwicht (DBE) en de uitkomsten van de meicirculaire 2025 al zijn verwerkt in dit startsaldo.

Verloop begrotingssaldi 2026 2027 2028 2029
Saldi Raadsbericht meicirculaire 2025 - tabel 6
177.309 182.411 -359.397 136.041
1.    Jeugdzorg -787.367 -717.405 -407.363 -400.478
2.    WMO -922.659 -655.917 -672.488 -491.070
3.    Werk en inkomen 60.000 60.000 +60.000 60.000
4.a  Afval 71.898 71.898 71.898 71.898
4.b  Afval groei naar kostendekkend tarief (2026 niet kostendekkend) -240.000 0 0 0
5.     OZB - areaaluitbreiding herzien (stelpost) 6.548 -20.631 141.034 76.133
6.     OZB - compensatie daling algemene uitkering (+5,2%) 250.146 250.146 250.146 250.146
7.     Rente/Dividend 76.417 229.439 188.573 256.623
8.     Zaanbrug - bijdrage aan gemeente Zaanstad omhoog -76.365 -76.365 -76.365 -76.365
9.     Inzet inflatiebudget dat gereserveerd was bij de meicirculaire 2025 346.896 338.886 360.505 399.502
10.  Diversen 73.948 128.211 146.102 146.817
Mutaties in reserves:        
11.   Onttrekking Algemene reserve i.v.m. groei naar kostendekkend tarief afval 240.000 0 0 0
12.   Onttrekking Algemene reserve - inzet surplus vanaf 2026 i.p.v. 2028 250.000 250.000 0 0
13.a Toevoeging Algemene reserve - (DBE)  -245.166 0 0 0
13.b Onttrekking Ontwikkelingsfonds - Vrijval reserve (DBE) 195.166 0 0 0
13.c Onttrekking Reserve Bestuurlijke toekomst -Gedeeltelijke vrijval (DBE) 25.000 0 0 0
13.d Onttrekking Reserve Monumenten - Gedeeltelijke vrijval (DBE) 25.000 0 0 0
Begrotingssaldi 2026-2029
-473.229 40.673 -297.355 429.247

 

De regels in bovenstaand verloopoverzicht zijn hieronder toegelicht.

1. Jeugdzorg
De overschrijdingen in voorgaande jaren zijn niet voldoende als structureel beoordeeld en onvoldoende structureel in de meerjarenbegroting verwerkt. De verwachting was dat de overschrijdingen vooral een incidenteel karakter hadden of door aanvullende maatregelen en voorliggende voorzieningen zouden kunnen teruglopen. Bij het maken van de analyse voor de begroting van 2026-2029 werd de omvang en het structurele karakter van de overschrijdingen duidelijk. De totale verwachte hoogte van de overschrijdingen heeft inzicht gegeven hoe urgent en problematisch deze situatie is. De vraag binnen jeugdzorg wordt groter en complexer. De vraag stijgt en de taak verzwaart. Er is meer instroom, complexere casuïstiek, langere trajecten en duurdere vormen van hulp. Deze drukken structureel op het budget. Dit zien we landelijk maar ook in onze gemeente.

2. WMO
De overschrijdingen bij de Wmo van 2023 en 2024 zijn zichtbaar geweest in de jaarrekening. Pas bij het maken van de analyse voor de begroting van 2026-2029 werd de omvang en het structurele karakter van de overschrijdingen duidelijk. De totale verwachte hoogte van de overschrijdingen heeft inzicht gegeven hoe urgent en problematisch deze situatie is. 
Bij de stijging van de kosten van de Wmo speelt de vergrijzing een grote rol waardoor ouderen meer zijn aangewezen op ondersteuning van de gemeente. Dit is ook een landelijke trend. Ook speelt de aanzuigende werking van het abonnementstarief nog steeds een rol. Door het uitstel bij de invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage zal dit naar verwachting ook nog in 2026 en 2027 doorwerken. Komend jaar volgt de aanbesteding van de Wmo arrangementen, hulpmiddelen en trapliften. De financiële uitkomsten van de aanbesteding zijn nog ongewis, maar de verwachting is dat de uitkomsten zullen zorgen voor een stijging van de kosten. Daarnaast wordt er binnen de Wmo gewerkt aan een nieuwe verordening. In deze Wmo-verordening wordt huishoudelijke hulp niet alleen als maatwerkvoorziening maar ook als algemene voorziening aangeboden. Het is nu nog onduidelijk wat de gevolgen hiervan zijn.

3. Werk en inkomen
De prognose van de algemene bijstand laat een structurele daling zien.

4. Afval
In het Voorjaarsbericht 2025 (raad juli 2025) is de raad geïnformeerd over het product afval dat deze in 2024 en 2025 niet kostendekkend was. Deze tekorten zijn opgevangen uit de algemene middelen. Deze tekorten zijn ontstaan door verschillende elementen.

PMD
Zo is de vergoeding voor ons PBD (plastic verpakkingen, blik en drinkpakken) lager geworden dan begroot. Er is minder PBD opgehaald, lagere opbrengst. En er is meer afkeur van PBD, meer kosten. De reden hiervoor is strengere regelgeving rondom de kwaliteit en op sommige trajecten meer restafval tussen het PBD.

Daling restafval blijft uit
Naar nu blijkt is de hoeveelheid ingezameld restafval nagenoeg gelijk gebleven, waar de verwachting was dat deze verder zou dalen. De verwerkingskosten en afvalbelasting zijn hierdoor gestegen.

Prognose aantal huishoudens te hoog
De afvalstoffenheffing wordt gebaseerd op de gegevens van voorgaande jaren en het aantal huishoudens. In 2024 en 2025 zat een omissie in de prognose van het aantal huishoudens dat ten grondslag ligt aan deze berekening. Deze prognose is in de begroting verwerkt en gebruikt om de tarieven te bepalen.

Fasering groei naar kostendekkendheid
Door onder andere boven genoemde redenen is de afvalstoffenheffing in 2025 te laag geweest om kostendekkend te zijn. Om in 2026 te kunnen voldoen aan de kostendekkendheid zou het tarief met 21% moeten stijgen. In de begroting 2026 wordt voorgesteld om de kostendekkendheid trapsgewijs in te voeren, te weten in twee jaar, en het tekort aan inkomsten ad €240.000 voor het jaar 2026 incidenteel te onttrekken aan de Algemene Reserve. De afvalstoffenheffing zal dan voor 2026 stijgen met 12%. Voor de afvalstoffenheffing van 2027 zal dan de aansluiting naar kostendekkendheid gemaakt worden door onder andere te sturen op de VANG-doelstelling (van afval naar grondstoffen).


5. OZB - areaaluitbreiding herzien (stelpost)
Jaarlijks worden de prognose van gereedkomen van nieuwe woningen herzien. Nieuwe woningen leveren een OZB-opbrengst op. Herziening van deze gereedkoming heeft daarom een effect op de begrote inkomsten.

6. OZB - compensatie daling algemene uitkering (+5,2%)
In de Kadernota 2026 is de OZB-opbrengst alleen opgehoogd met het inflatiepercentage (2026: +2,4%). In het uitgangspunt van de begrotingssaldi (1e regel van de tabel) zijn de mutaties van de Kadernota 2026 al verwerkt. Hierdoor is deze reguliere stijging met het inflatiepercentage geen onderdeel van de bovenstaande tabel waarin het begrotingsverloop wordt weergegeven ná de Kadernota 2026. 
Naast deze inflatiestijging verhogen we jaarlijks conform bestaand beleid de OZB-opbrengst met de daling van de Algemene uitkering als gevolg van de WOZ-stijging. Een WOZ-waardestijging heeft een daling van de rijksinkomsten als gevolg. De gemeente ontvangt bij stijgende WOZ-waardes minder Algemene uitkering. Het Rijk gaat ervan uit dat bij een stijging van de WOZ-waarde de lokale inkomsten van de gemeente stijgen door een hogere opbrengst OZB. Zo houden we de baten van de gemeente gelijk. Deze compensatiestijging van de OZB-opbrengst was nog niet verwerkt in de Kadernota 2026 en is daarom wel onderdeel van het begrotingsverloop.

7. Rente/Dividend
Dit voordeel is voornamelijk ontstaan door herziening van benodigde langlopende leningen.

8. Zaanbrug - bijdrage aan gemeente Zaanstad omhoog
De gemeente draagt voor 50% bij aan de gemeente Zaanstad voor het beheer en onderhoud van de Zaanbrug (inclusief bediening). Het budget is, naast de reguliere inflatie, opgehoogd met €76.000. De nieuwe Zaanbrug is ten opzichte van de oude brug technisch moderner en uitgebreider om te voldoen aan het programma van eisen en de huidige regelgeving. De nieuwe brug kent ten opzichte van de oude brug twee hoge(re) kostenposten, een post voor de reservering van te vervangen componenten van de brug tijdens de levensduur (€ 121.898 per jaar) en de post energieverbruik (€19.200 per jaar). Van beide kostenposten komt 50% ten laste van de gemeente Wormerland. 

9. Inzet inflatiebudget dat gereserveerd was bij de meicirculaire 2025
In de meicirculaire 2025 ontvingen we gelden voor prijsontwikkelingen. Deze gelden waren apart gezet om toekomstige tegenvallende prijsontwikkelingen hoger dan de reguliere inflatie op te kunnen vangen. Deze buffer is echter direct ingezet om de kostenontwikkeling op Jeugdzorg/Wmo te dempen. 

10. Diversen
Dit betreft restpost van diverse zowel positieve en negatieve budgetbijstellingen.

11. Onttrekking Algemene reserve i.v.m. groei naar kostendekkend tarief afval
Zoals hierboven is verwoord (bij punt '4. Afval') wordt de raad voorgesteld om in 2026 incidenteel het beleid 'kostendekkend afvaltarief' los te laten en te groeien naar kostendekkendheid. Dit ingroeipad kost de gemeente in 2026 €240.000. Voorgesteld wordt deze te dekken uit de Algemene reserve.

12. Inzet surplus vanaf 2026 i.p.v. 2028
Om de begroting structureel sluitend te maken is het (sinds de begroting 2025) toegestaan onder bepaalde voorwaarden 10% van het overschot (surplus) van de Algemene reserve in te zetten als structureel dekkingsmiddel. De gemeente Wormerland is financieel weerbaar genoeg om deze methodiek toe te mogen passen. Het overschot in de Algemene reserve is deel wat we niet nodig hebben om onze risico's af te kunnen dekken. Kort gezegd: alle gelden die in de Algemene reserve zitten boven de ratio 1 (=surplus) mag voor 10% ingezet worden als structurele inkomst. Hoewel deze methodiek toegestaan is, is dit geen financieel gezonde situatie en moeten de lasten en baten weer structureel in evenwicht zijn zonder inzet van het surplus.

In de begroting 2026 is het surplus ingezet voor €250.000 voor de jaren 2026 t/m 2029. Vanaf het jaar 2028 heeft de raad deze inzet van het surplus al besloten (Kadernota 2026, raad juli 2025). De inzet van het surplus voor de jaren 2026 en 2027 is verwerkt in de Begroting 2026.

13. Mutatie in reserves inzake traject DBE
In het traject DBE (Duurzaam begrotingsevenwicht) heeft de raad de opdracht gegeven de bestaande reserves strenger te beoordelen dan normaal. Dit heeft in deze begroting geleid tot (deels) vrijvallen van een drietal reserves ten gunste van de Algemene reserve.

 

STRUCTUREEL SLUITENDE BEGROTING
Bovenstaande begrotingssaldi bevatten deels incidentele baten en lasten. Die moeten achterwege gelaten worden om het structureel evenwicht te bepalen. Het structureel evenwicht houdt in dat structurele lasten kunnen worden gedekt met structurele baten. Deze structurele begrotingssaldi zijn voor onze toezichthouder, de Provincie Noord-Holland, de belangrijkste graadmeter voor haar oordeel over ons toezicht. Voor het toezicht van de Provincie is het noodzakelijk dat of het eerste jaar (2026) of het laatste jaar (2029) structureel sluitend is. Het jaar 2026 toont een structureel tekort. Het jaar 2027 en 2029 zijn wel sluitend. Daarmee is de begroting vanaf 2027 structureel sluitend te noemen daar de dip in 2028 veroorzaakt wordt door het dal in de algemene uitkering, het zogenaamde ravijnjaar. 

Structureel begrotingsevenwicht 2026 2027 2028 2029
A. Begrotingssaldo (structureel en incidenteel samen) -473.229 40.673 -297.355 429.247
B. Saldo incidenteel 80.215 39.838 6.843 -98.348
Totaal structureel begrotingsevenwicht (A+B) -393.014 80.511 -290.512 330.899

 

VERLOOP ALGEMENE RESERVE
In onderstaande overzicht ziet u de prognose van het verloop van de Algemene Reserve en de daarbij behorende verloop van het weerstandsratio. Er zit ruim voldoende in de Algemene Reserve om de jaren met een negatief begrotingssaldo op te kunnen vangen.

Leeswijzer

Terug naar navigatie - Inleiding - Leeswijzer

Indeling

Samenvatting
Dit geeft een snelle visuele doorkijk in de (financiële) begroting. 

Programma's
In deze begroting vindt u de inmiddels vertrouwde 6 programma's en de (verplichte) paragrafen. Elk programma bestaat uit thema's die omschrijven wat het bestuur wil bereiken. Per thema zijn doelen benoemd met activiteiten die we gaan uitvoeren in 2026 om deze doelen te halen. Deze opbouw is bij ieder programma eerst schematisch weergegeven in een 'doelenboom' en vervolgens tekstueel beschreven. De begroting is de (beleids)vertaling vanuit het coalitieakkoord/collegeprogramma 2022-2026.

Verschillenanalyses
Per programma vindt u een financieel overzicht van het totaal van de producten binnen dat programma. Daaronder vindt u een verklaring van de verschillen (groter dan €25.000) ten opzichte van de begroting 2025. Zowel de lasten als de baten van de begroting 2026 worden afzonderlijk vergeleken met de geactualiseerde begroting 2025 (inclusief de wijzigingen uit het Voorjaarsbericht 2025). 

Reserves en voorzieningen
Onderaan bij elk programma zijn de reserves en voorzieningen toegelicht.

Paragrafen 
Na de programma's vindt u de paragrafen. De meeste paragrafen zijn verplicht. Alleen de paragraaf Oekraïnecrisis is niet verplicht.

Financieel beeld
Daarnaast zijn in het hoofdstuk Financieel beeld een aantal financiële overzichten opgenomen, zoals het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) dit verplicht stelt.

Bijlagen
In de bijlagen staan de begrotingsrichtlijnen zoals vastgesteld bij de Kadernota 2026. Daarnaast is er de verplichte tabel 'Taakvelden' opgenomen. De taakveldenindeling is voor alle gemeenten gelijk volgens de BBV zodat cijfers van gemeenten met elkaar vergeleken kunnen worden. 

Doorbelasting van de werkorganisatie naar de betreffende producten
We willen beginnen met vermelden dat de doorbelasting vanuit OVER-gemeenten naar de producten een neutrale doorbelasting is. Alle ambtelijke uren worden verdeeld naar de verschillende producten. Vervolgens wordt deze urenverdeling gebruikt om de volledige bijdrage die we aan OVER-gemeenten betalen te verdelen over de producten. Zo krijgt elk product een gedeelte van de totale kosten die we aan OVER-gemeenten betalen. Deze verdeling kost dus geen geld, maar kan wel voor verschuiving tussen producten leiden.

Bij de programma's (1 t/m 6) kijken we terug en verklaren we de verschillen ten opzichte van 2025 waar dit verschil groter is dan €25.000. Soms ontstaan die verschillen ten opzichte van vorig jaar door de doorberekening vanuit OVER-gemeenten. In die gevallen wordt verwezen naar deze leeswijzer in verband met de leesbaarheid van de begroting (zodat we niet overal dezelfde verschillenverklaring hoeven te geven).

Hogere doorbelasting dan 2025?
Waar in de verschillenverklaring hogere doorbelasting van uren staat vermeld betekent dit dat er in 2026 meer uren aan dit product besteed zullen worden dan in 2025. Dit kan door verschuiving van ambtelijke uren tussen producten zijn ontstaan of door een toename van fte's. 

Lagere doorbelasting dan 2025?
In veel gevallen is de doorbelasting vanuit OVER-gemeenten lager dan vorig jaar. Dit kan twee oorzaken hebben. Ten eerste kan het zijn dat er minder uren aan dit product besteed worden in 2026 ten opzichte van 2025. Dit is dus een verschuiving tussen producten. Maar als 2e mogelijke oorzaak van een lagere doorbelasting is een bijzondere oorzaak te vermelden: de fluctuerende bijdrage aan OVER-gemeenten. We zullen dit verder toelichten: In de primaire begroting van 2025 stond een hoge bijdrage aan OVER-gemeenten. In de 1e begrotingswijziging van 2025 is deze bijdrage aan OVER-gemeenten fors verlaagd (begrotingsraad november 2024). De urenverdeling 2025 naar de diverse producten is niet herzien na deze 1e begrotingswijziging 2025. Dit heeft als effect dat er in 2025 een (te) hoge doorbelasting van de kosten van OVER-gemeenten is geweest naar de producten. Dit zorgt nu in de begroting 2026 op diverse producten voor een voordeel 2026 ten opzichte van 2025.