Paragraaf Lokale heffingen

Waar gaat deze paragraaf over?

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Waar gaat deze paragraaf over?

De paragraaf lokale heffingen bevat de begrote inkomsten op lokale heffingen, ons beleid op lokale heffingen en kwijtschelding en een vergelijking van de lokale lastendruk ten opzichte van andere gemeenten.

Retributies versus belastingen
Er zijn twee soorten gemeentelijke heffingen: retributies en belastingen. Bij de retributies is er sprake van een tegenprestatie van de gemeente en mogen de geraamde opbrengsten niet hoger zijn dan de geraamde kosten voor de uitoefening van de taak. Dit betekent dat de kostendekkendheid niet meer mag zijn dan 100%. Bij belastingen is er géén directe relatie met een prestatie van de gemeente. Belastingen worden gezien als een algemeen dekkingsmiddel.

Retributies
De financiële regelgeving (Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)) stelt eisen over de onderbouwing van de tarieven die hoogstens kostendekkend mogen zijn. De gemeente moet een overzicht van baten en lasten opnemen voor de heffingen waarbij sprake is van het verhalen van kosten. Daarnaast moet in een overzicht op hoofdlijnen per type heffing inzichtelijk worden gemaakt hoe bij de berekening van tarieven wordt voldaan aan de eis dat de begrote baten de begrote lasten niet overschrijden. Dit zijn de beleidsuitgangspunten die ten grondslag liggen aan de berekening van de tarieven. In deze begroting 2026 zijn de onderbouwingen van de riool- en afvalstoffenheffing en begraafrechten opgenomen.

 

Beleid lokale heffingen
Het totale pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen bestaat uit een 14-tal verschillende belastingen en heffingen die jaarlijks door de gemeenteraad worden vastgesteld in een belastingverordening (Tarievennota). Het uitgangspunt is dat de tarieven alleen verhoogd worden met het inflatiepercentage (2026 +2,4%.).

Uitzonderingen hierop zijn:
  • tarieven gebonden aan een wettelijk maximum (zoals reisdocumenten/rijbewijzen);
  • afvalstoffenheffing (maximaal 100% kostendekkend), het beleid is een kostendekkend tarief;
  • rioolrecht (maximaal 100% kostendekkend), het beleid is een kostendekkend tarief. In het Gemeentelijk Riool- en Waterzorgprogramma 2025 - 2029 (vastgesteld in juli 2025) is besloten dat de rioolheffing jaarlijks stijgt met het inflatiepercentage. Tot en met 2025 werd er nog eens extra verhoogd met 2% (GRP 2023). Met ingang van het nieuwe GRWP is deze extra verhoging vervallen;
  • voor OZB en RZB geldt dat niet de tarieven, maar de opbrengst stijgt met het inflatiepercentage¹;
  • compensatiestijging OZB: verhoging van de OZB-opbrengst gelijk aan de korting op de algemene uitkering als gevolg van de WOZ-waardestijging².
  1. Toelichting¹: Bij de Onroerendezaakbelasting (OZB) en de belasting op roerende woon- en bedrijfsruimten wordt de totale opbrengst van het voorgaande jaar in de begroting opgehoogd met het inflatiepercentage (2026: index 2,4%). Daarnaast wordt de opbrengst verhoogd met de verwachte nieuwbouwwoningen (areaaluitbreiding). We berekenen dus eerst wat onze opbrengst moet worden en berekenen daarna hoe hoog de tarieven moeten worden om deze opbrengst te realiseren. De tarieven hangen weer samen met de WOZ-waarde. Om de OZB-opbrengst in de begroting op hetzelfde niveau te handhaven, worden bij een stijgende WOZ-waarde de tarieven voor de OZB verlaagd en bij een dalende WOZ-waarde de OZB-tarieven verhoogd. Deze systematiek/berekening is exclusief de extra nieuwgebouwde woningen (areaaluitbreiding). De opbrengst van de OZB stijgt dus met het inflatiepercentage en met de belastingopbrengsten uit nieuwe woningen.
  2. Toelichting²: De WOZ-waardestijging heeft een negatief effect op de Algemene Uitkering. Het Rijk gaat ervan uit dat bij een stijging van de WOZ-waarde de inkomsten van de gemeente stijgen door een hogere opbrengst OZB.

Cocensus
De gemeente Wormerland heeft de uitvoering van de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ) en het opleggen van de aanslagen en de invordering van onroerendezaakbelasting (OZB), roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting, afvalstoffenheffing, rioolheffing, hondenbelasting, forensenbelasting, grafrechten en leges omgevingsvergunningen ondergebracht bij Cocensus. Ook de afhandeling van de kwijtscheldingsverzoeken en bezwaar- en beroepschriften worden door Cocensus gedaan.

Gemeentelijke belastingen

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Gemeentelijke belastingen

Belastingen hebben een algemeen karakter. Een directe relatie tussen de hoogte van de belasting en de gemaakte kosten is er meestal niet. Uitgangspunt bij het vaststellen van de belastingtarieven is dat deze worden verhoogd met de verwachte inflatie. In de Kadernota 2026 is vastgesteld dat we in de Programmabegroting 2026-2029 voor de belastingen rekenen met een inflatiepercentage van 2,4%.

Onroerendezaakbelasting (OZB)
De totale opbrengst van de OZB wordt verhoogd met het inflatiepercentage (2026:+2,4%). Bij OZB wordt dus niet het tarief maar de totale opbrengst verhoogd met inflatie. Dit doen we omdat de basis voor de individuele berekening van de OZB-aanslag een percentage van de waarde van het onroerend goed is (WOZ-waarde). Deze WOZ-waarde wordt elk jaar herberekend. Als de WOZ-waarde stijgt en ook het tarief zou stijgen dan stijgt de OZB-aanslag dus dubbel. Daarom verhoogd de gemeente dus de opbrengst met inflatie en niet het tarief. Zo wordt de gemiddelde WOZ-waardestijging dus gecompenseerd door een evenredige tariefsverlaging. We berekenen het tarief zo dat we ontvangen wat er begroot is. Wel kunnen individuele belastingaanslagen verschillen. Dat is het geval als de waarde van een woning meer of juist minder is gestegen dan het Wormerlandse gemiddelde. Dan levert de WOZ- herwaardering een voordeel of juist een nadeel op voor de eigenaar. De WOZ-waarden voor het belastingjaar 2026 worden gebaseerd op het prijspeil van 1 januari 2025.

Naast bovengenoemd berekeningsmethode van de verhoging van de opbrengst met het inflatiepercentage speelt er bij de bepaling van de OZB-opbrengst nog een ander effect: Een WOZ-waardestijging heeft een daling van de rijksinkomsten als gevolg. De gemeente ontvangt bij stijgende WOZ-waardes minder Algemene uitkering. Het Rijk gaat ervan uit dat bij een stijging van de WOZ-waarde de lokale inkomsten van de gemeente stijgen door een hogere opbrengst OZB. Om de opbrengsten voor de gemeente gelijk te houden hanteren we volgens bestaand beleid voor het OZB-tarief naast de inflatiestijging ook een compensatiestijging in verband met de dalende Algemene Uitkering.

Roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting (RWWB)
Eigenaren en gebruikers van onroerend goed betalen gemeentelijke belastingen in de vorm van de onroerendezaakbelasting (OZB). Het is wettelijk mogelijk om ook voor eigenaren en gebruikers van roerende woon- en bedrijfsruimten (zoals woonboten en woonwagens) een gelijke belasting in te voeren. Dit is de Roerende Woon- en bedrijfsruimtebelasting (RWWB). Om eigenaren en gebruikers van roerend en onroerend goed gelijk te behandelen is het tarief van die belasting gelijk aan het tarief van de OZB.

Hondenbelasting
Onder de naam “hondenbelasting” heft de gemeente een belasting op het houden van honden binnen de gemeente. Belastingplichtige is de houder van de hond. Het aantal honden is bepalend voor de opbrengst van de belasting.

Gemeentelijke retributies

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Gemeentelijke retributies

Onder de naam retributies heft de gemeente tarieven voor diverse typen van dienstverlening. Bij retributies is, anders dan bij belastingen, wél sprake van een directe relatie tussen de heffing en de gemeentelijke taakuitoefening. De belastingplichtige is de aanvrager van de dienst of degene voor wie de dienst is verleend. De geraamde opbrengsten mogen niet hoger zijn dan de geraamde kosten voor die taakuitoefening. Of gemeentelijke tarieven werkelijk kostendekkend zijn is een beleidskeuze.

Rioolheffing
De kosten die de gemeente maakt voor watertaken worden op burgers en bedrijven verhaald via de rioolheffing. Watertaken zijn onder andere afvalwaterinzameling (riolering) en afvoer van overtollig regen- en grondwater. Het beleid is een kostendekkend tarief. De opbrengst van rioolheffing mag nooit meer dan 100% kostendekkend zijn. Als we in een jaar toch meer opbrengsten uit rioolheffing ontvangen dan we kosten maken dan mogen we deze gelden wel bewaren in een voorziening om later uit te geven. Opbrengsten uit rioolheffing mogen nooit anders besteed worden dan aan watertaken.
 
De kosten die uit die watertaken voortvloeien zijn berekend in het Gemeentelijk Riool- en Waterzorgprogramma 2025 - 2029 (GRWP) (raad juli 2025). De kapitaallasten van de investeringen die hieruit voortvloeien zijn opgenomen in deze begroting. In het oude Gemeentelijk Rioleringsplan 2023 (GRP) steeg de rioolheffing jaarlijks naast het inflatiepercentage (2026: +2,4%) nog eens met 2% extra. Deze 2% extra tariefstijging is met de vaststelling van het nieuwe GRWP 2025-2029 vervallen. In de begroting 2026 is rekening gehouden met een opbrengst aan rioolheffing van €2.313.835.
 
Rioolheffing (bedragen x €1.000)
Rekening
2024
Begroting
2025 (incl. wijzig.)
Begroting
2026
A. Baten 2.160.859 2.251.659 2.313.835
B. Lasten 1.456.413 1.987.945 2.138.180
C. Voorziening mutaties (plus is een toevoeging aan de voorziening) 704.446 263.714 175.655
D. Saldo (A-B-C) 0 0 0
Kostendekkendheid (A/(B+C))*100 100% 100% 100%
 
 
Afvalstoffenheffing
Onder de naam afvalstoffenheffing wordt een recht geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel waarvoor de gemeente op grond van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijk afval heeft. Bij het bepalen van de hoogte van de afvalstoffenheffing wordt rekening gehouden met het feit dat op begrotingsbasis de baten niet hoger mogen zijn dan de lasten. Het beleid is een kostendekkend tarief. Kostendekkendheid wordt nooit precies in één jaar bereikt maar wordt gemeten over jaren heen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een Egalisatievoorziening als bufferfunctie. Sinds eind 2021 is de Egalisatievoorziening leeg en volgens de prognose zal de voorziening eind 2025 ook leeg zijn. 
 
Recycle-tarief
Vanaf 2022 heft de gemeente Wormerland het recycle-tarief voor de afvalstoffenheffing. Hiermee hebben inwoners invloed op de hoogte van hun afvalstoffenheffing. De afvalstoffenheffing is in tweeën te delen: het vaste tarief en het variabele tarief. Het variabele tarief is afhankelijk van hoe vaak men afval aanbied. Voor laagbouw geldt dat het afhangt van hoe vaak de restafvalbak (kliko) aan de weg wordt gezet. Ook het formaat van de kliko telt mee (grote kliko's hebben een hoger tarief dan kleine kliko's). Inwoners van hoogbouw bieden hun afval aan in ondergrondse containers. Ook hier geldt dat het aantal keer dat er een zak restafval wordt aangeboden het tarief bepaalt. Ook hier geldt dat het formaat telt. Er zijn containers waar je kleine zakken en grote zakken kan aanbieden. Voor de kleine zak geldt een lager tarief dan de grote zakken.
 
Kostendekkendheid
Het beleid op afvalstoffenheffing is een tarief dat alle kosten dekt (100% kostendekkend). Om tot een kostendekkend tarief te komen moeten de inkomsten uit afvalstoffenheffing dus gelijk zijn aan de begrote kosten. Om in 2026 te kunnen voldoen aan deze kostendekkendheid zou het tarief met 21% moeten stijgen. In de begroting 2026 wordt voorgesteld om de kostendekkendheid trapsgewijs in te voeren. Het tekort aan inkomsten ad €240.000 voor het jaar 2026 wordt incidenteel onttrokken aan de Algemene Reserve. De afvalstoffenheffing zal dan voor 2026 stijgen met 12%. Voor de afvalstoffenheffing van 2027 zal dan de aansluiting naar kostendekkendheid gemaakt worden door onder andere te sturen op de VANG-doelstelling (van afval naar grondstoffen).
 
Afvalstoffenheffing (bedragen x €1.000)
Rekening
2024
Begroting
2025 (incl. wijz.)
Begroting
2026
A. Baten 2.752.849 2.852.334 2.967.090
B. Lasten 3.224.881 3.264.534 3.477.785
C. Voorziening mutaties 0 0 0
D. Saldo (A-B-C) -472.032 -412.200 -240.000
Kostendekkendheid (A/(B+C))*100 85% 87% 85%

 

Lijkbezorgingsrechten

Bij de berekening van kostendekkendheid van lijkbezorgingsrechten worden zowel de begraafrechten als de onderhoudsrechten van de begraafplaats meegenomen. Deze rechten worden met de voor 2026 reguliere inflatie verhoogd (2,4%) .

Lijkbezorgingsrechten (bedragen x €1.000)

Rekening
2024

Begroting
2025 (incl. wijzig.)

Begroting
2026

A. Baten 159.017 180.933 185.276
B. Lasten 585.609 630.340 557.910
C. Saldo (A-B) -426.591 -449.407 -372.634
Kostendekkendheid (A/B)*100 27% 29% 33%

 

Opbrengsten belastingen en retributies

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Opbrengsten belastingen en retributies

In onderstaande tabel wordt aangegeven welke opbrengsten en retributies er zijn en hoeveel de inkomsten daarvan bedragen. Onderaan de tabel ziet u het totale nettoresultaat van de heffingen.

Belastingen/retributies (bedragen x €1.000)
Rekening
2024
Begroting
2025 (incl.wijz.)
Begroting
2026
Belastingen      
OZB woningen *) 2.998.238 3.543.795 3.820.209
OZB niet-woningen 1.043.432 1.284.881 1.382.177
Roerende woon- en bedrijfsruimten 16.559 19.112 19.571
       
Precariobelasting (t/m 2021) 0 0 0
Hondenbelasting 93.071 107.947 110.538
Forensenbelasting 40.000 67.180 68.792
Toeristenbelasting 30.000 61.352 62.824
A. Totaal belastingen 4.221.300 5.084.267 5.464.111
       
Retributies      
Rioolrechten 2.160.859 2.251.659 2.313.835
Afvalstoffenheffing 2.601.372 2.672.944 2.967.090
Begrafenisrechten 159.017 180.933 185.276
Leges omgevingsvergunningen 2.144.891 250.000 250.000
Leges vergunningen (APV) 35.274 40.594 41.568
Leges burgerzaken 359.089 372.613 371.314
Leges pontveren 42.889 42.973 44.004
B. Totaal retributies 7.503.391 5.811.716 6.173.087
       
C. Kwijtscheldingen 141.352 169.239 173.301
Totaal netto-opbrengsten (A+B-C) 11.583.339 10.726.744 11.463.897

*) incl. areaaluitbreiding

 

Precariobelasting

Wat is precario?
Gemeenten kunnen precariobelasting heffen als vergoeding voor het gebruik van openbare grond. Voorbeelden van belaste voorwerpen zijn terrassen, bouwmaterialen (zoals containers), zonneschermen, luifels, lichtreclames en vlaggen. De precariobelasting wordt geheven voor het plaatsen van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Het wordt wel gezien als de fiscale tegenhanger van een privaatrechtelijke vergoeding om de gemeentegrond te kunnen gebruiken. De precariobelasting valt toe aan de algemene middelen van de gemeente en is door de gemeente vrij besteedbaar. Er is geen verplichting om de geheven precariobelasting in te zetten voor uitgaven die samenhangen met de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Wat regelt de wet?
De Gemeentewet schrijft bij de precariobelasting alleen het belastbaar feit voor: het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond. Belastingplichtig is de houder van een dergelijk voorwerp. Niet belast is bijvoorbeeld een terras in de eigen achtertuin.

Belangrijke beperking
Hoewel dat niet in de wet tot uitdrukking is gebracht, geldt bij de heffing van de precariobelasting een belangrijke beperking. De precariobelasting kan niet worden geheven als de aanwezigheid van het voorwerp moet worden gedoogd op grond van een wettelijke of contractuele verplichting. Een voorbeeld: kabels van telecomnetwerken en kabeltelevisie moeten op grond van een wettelijk voorschrift worden gedoogd. Ook een terras op een verhuurd stuk gemeentegrond moet worden gedoogd. Belastingheffing is in die gevallen niet mogelijk.
Gemeenten kunnen ook geen precariobelasting heffen over netwerken die nutsbedrijven in, op of boven gemeentegrond exploiteren. Dat is sinds 1 juli 2017 in de Gemeentewet geregeld. De regeling voorkomt dat inwoners via de precario belasting moeten betalen aan een buurgemeente of -provincie waarvoor zij geen democratisch stemrecht hebben.

Keuzemogelijkheden gemeenteraad
Behalve het belastbaar feit kent de wet geen verdere aanwijzingen voor de heffing van de precariobelasting. De gemeenteraad heeft zodoende veel vrijheid bij de inrichting van deze belasting, in het bijzonder bij de aanwijzing van het delen van de gemeente waar wordt geheven, de tariefstelling en tariefsdifferentiatie.

Onderzoek naar precariobelasting
Op dit moment heft de gemeente Wormerland geen precariobelasting. Er is de raad een toezegging gedaan deze manier van belastingheffing te onderzoeken (raad van nov 2022 bij de vaststelling van de verordeningen en tarievennota 2023). Er is capaciteit vrijgemaakt om dit onderzoek uit te voeren. Belangrijk uitgangspunt is dat baten uit de precariobelasting redelijkerwijs opwegen tegen de kosten die gemaakt worden door het heffen van de precariobelasting. Daarnaast is de wenselijkheid ook een belangrijk aspect. De verwachting is dat deze heffing met name ten laste komt van de horeca en de MKB in de gemeente.

Kwijtscheldingsbeleid

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Kwijtscheldingsbeleid

De gemeente kan kwijtschelding verlenen aan personen die niet in staat zijn om hun belasting te voldoen. Hiervoor zijn bij wet bepaalde normen aangegeven. Het kwijtscheldingspercentage voor de normbedragen bedraagt 100%. Kwijtschelding wordt verleend voor onroerendezaakbelasting, roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting, afvalstoffenheffing en rioolrechten. Voor het jaar 2026 wordt verwacht dat aan kwijtschelding een bedrag wordt verstrekt van €173.301.

  Rekening
2024

Begroting
2025 (incl. wijzig.)
Begroting
2026

Bezwaar WOZ 364 350 360
Bezwaar overige heffingen 96 60 90
Beroep WOZ 6 0 0
Beroep overige heffingen 1 0 0
Lasten regeling € 141.352 €169.239 €173.301

Leges

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Leges

De tarieven voor 2026 worden primair aangepast aan de hand van het inflatiepercentage van 2,4%, tenzij nader beperkt door wettelijke tariefstellingen. Het is niet toegestaan meer dan 100% kostendekkend te zijn. Daarom is een 100% kostendekkende legesverordening risicovol. Wanneer nieuwe jurisprudentie tot een wijziging in de toe te rekenen kosten leidt, kan de kostendekkendheid overschreden worden. Door iets onder de 100% te blijven wordt dit risico opgevangen. Welke kosten toegerekend worden om de kostendekkendheid te berekenen moet duidelijk onderbouwd zijn.

Een aantal leges is niet kostendekkend. Volledig kostendekkend maken van alle leges is niet reëel te noemen. Zo zijn bijvoorbeeld evenementenvergunningen vanwege de maatschappelijke betekenis vaak niet kostendekkend. De legesopbrengst voor omgevingsvergunningen is sterk afhankelijk van grote projecten. De kostendekkendheid hiervan dient over de jaren heen gezien te worden.

De leges zijn onderverdeeld in drie titels:

    Hoofdstuk 1: Algemene dienstverlening,
    Hoofdstuk 2: Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving (omgevingsvergunningen)
    Hoofdstuk 3: Dienstverlening vallend onder de Europese dienstenrichtlijn.
 
 
Omgevingswet 
Vanaf 1 januari 2024 is de Omgevingswet ingegaan. Vanaf die datum is er veel veranderd. Zo zijn er meer zaken vergunningsvrij en zijn er nieuwe (milieu)zaken waar juist leges voor geheven kunnen worden. Wat het effect hiervan op de begroting is vereist ervaringscijfers. We monitoren deze effecten nauwgezet. We informeren de raad actief hierover in de reguliere P&C-documenten en stellen bij waar nodig.

Lokale lastendruk

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Lokale lastendruk

Om de lokale lastendruk te berekenen tellen 3 belastingtarieven mee: tarieven van de OZB, afvalstoffenheffing en de rioolheffing. Voor huurders telt alleen het tarief van afvalstoffen- en rioolheffing mee omdat huurders geen OZB betalen. Voor eigenaren van woningen gelden wel alle drie de genoemde belastingen.

De gemiddelde woonlasten van een meerpersoonshuishouden in 2024 bedroegen €1.133 per woning. In 2025 bedroegen deze woonlasten €1.227. De woonlasten voor het jaar 2026 zijn nog niet bekend omdat het tarief voor afvalstoffenheffing en OZB pas in december 2025 vastgesteld wordt bij de Tarievennota 2026.

 
Vergelijking met omliggende gemeenten

In de volgende tabellen worden de tarieven 2026 van Wormerland vergeleken met de tarieven van omliggende gemeenten. Of deze tarieven van deze omliggende gemeenten kostendekkend zijn is niet bekend.

 
 
 
Vergelijking woonlasten 2025 (OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing ) van de gemeente Wormerland versus alle Noord-Hollandse gemeenten
 
 

Tarievenbeleid

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Tarievenbeleid

Het tarievenbeleid in Wormerland is gebaseerd op twee uitgangspunten: inflatiecorrectie en kostendekkendheid. De belastingtarieven worden in 2026 verhoogd met 2,4% voor inflatie. Daarnaast heeft de WOZ-waardestijging een negatief effect op de Algemene Uitkering. Om de opbrengsten voor de gemeente gelijk te houden is een compensatiestijging van het OZB-tarief noodzakelijk. Voor wat betreft de retributies wordt gestuurd op kostendekkendheid. De tarieven worden formeel door de gemeenteraad vastgesteld bij de belastingvoorstellen die in december voorafgaand aan het begrotingsjaar worden aangeboden.

Heffingssoort 2024 2025 2026
OZB en Roerende Zaakbelasting:      
-Woningen eigenaren 0,0979% 0,1092% *)
-Niet-woningen eigenaren 0,1841% 0,2138% *)
-Niet-woningen gebruikers 0,2055% 0,2419% *)
       
Hondenbelasting:      
-1e hond € 88,75 € 100,05 € 102,45
-2e hond €117,65 € 132,65 € 135,85
-Volgende hond € 56,80 € 64,05 € 65,60
-Kennel €446,70 €503,65 € 515,75
       
Afvalstoffenheffing :      
-Vast bedrag per huishouden € 303,30 € 305,05 **)
-Aanbieding van een minicontainer van 140 liter €6,15 € 6,20 **)
-Aanbieding van een minicontainer van 240 liter €9,45 € 9,55 **)
-Ontgrendeling van een (ondergrondse) container voor restafval, grote zak €2,35 € 2,40 **)
-Ontgrendeling van een (ondergrondse) container voor restafval, kleine zak €1,20 € 1,20 **)
       
Rioolrechten*** :      
-Afvalwater 0 - 500 m3 € 275,58 € 288,15 € 295,10
-Afvalwater 500 - 1.000 m3 € 551,06 € 576,10 € 589,95
-Afvalwater 1.000 - 1.500 m3 € 826,59 € 864,20 € 884,95
-Iedere 500 m3 boven de 1500 m3 € 275,58 €288,15 € 295,10
-Afvoer hemelwater € 95,05 € 99,35 € 101,75
       
Grafrechten (particulier graf voor 20 jaar) € 1.389,43 € 1.424,20 € 1.458,40

*) Bij OZB en RZB wordt de opbrengst i.p.v. de tarieven verhoogd met het inflatiepercentage. De OZB- en RZB-tarieven zijn afhankelijk van de totale WOZ-waarden, die pas aan het eind van het jaar bekend zijn. De tarieven 2026 worden bij het samenstellen van de Tarievennota berekend, en via dat document vastgesteld.

**) De tarieven 2026 worden bij het samenstellen van de Tarievennota berekend, en via dat document vastgesteld.

***) In het oude Gemeentelijk Rioleringsplan 2023 (GRP) steeg de rioolheffing jaarlijks met 2% bovenop het desbetreffende inflatiepercentage. In 2025 is het nieuwe Gemeentelijk Riool- en Waterprogramma 2025-2029 (GRWP) vastgesteld. Daarin is besloten dat de 2% extra stijging niet meer noodzakelijk is en wordt het tarief vanaf 2026 uitsluitend met het inflatiepercentage verhoogd (2026: +2,4%).