Voor het opstellen van de Begroting 2025 hanteren wij de volgende richtlijnen:
Beleid
a. Het uitgangspunt vormt het coalitieakkoord 2022-2026. Het college van B&W werkt deze agenda verder uit aan de hand van de vragen: Welke doelstellingen hebben we? Wat gaan we
doen om deze doelstellingen te bereiken? en Wat kost het?;
b. Raadsbesluiten tot en met de vergadering van juni 2024 inclusief de vermelde posten in het voorjaarsbericht 2024 worden verwerkt in de programmabegroting 2025;
c. Raadsbesluiten van juli tot en met december 2024, met meerjarige (structurele) gevolgen,
worden verwerkt in de eerste begrotingswijziging van 2025;
Kostenontwikkeling
d. Er is rekening gehouden met een inflatie van 2,5% voor de zgn. ‘prijzen’ (= opgaven CPB-prognose van maart 2024). Dit betreffen de directe uitgaven- en inkomstenbudgetten;
e. Rekening is gehouden met een interne loonkostenstijging van 4,4%. Dit is conform de Begroting 2025 van OVER-gemeenten, waar de loonkosten van de ambtelijke organisatie in zijn
opgenomen. Het betreft hier dus alleen de loonkosten van het bestuur van Wormerland. Deze indexatie is noodzakelijk om periodieken, verhoging sociale lasten en pensioenlasten te dekken;
f. Voor de gemeenschappelijke regelingen is eveneens een inflatie van 2,5% gehanteerd. Prijsstijgingen hoger dan dit percentage, zijn slechts opgenomen voor zover daar contracten, bestuurlijke afspraken of andere ‘bewijsstukken’ aan ten grondslag liggen;
g. De begrotingen van de samenwerkingsverbanden en gemeenschappelijke regelingen dienen we uiterlijk 31 mei te hebben ontvangen, zodat deze kunnen worden verwerkt in de
programmabegroting 2025-2028. Mocht dit niet het geval zijn dan stijgen de lasten voor de Begroting 2025-2028 met de in f voorgestelde stijgingen;
Renteontwikkeling
h. De rekenrente wordt sinds 2022 jaarlijks opnieuw berekend en bij de Kadernota vastgesteld. Dit is opgenomen in de nota ‘waardering vaste activa, afschrijvingen en rente’, welke in december
2020 is vastgesteld. Deze wordt gebruikt voor diverse berekeningen zoals afkoopsommen, contante waarden, maar met name voor de kapitaallasten over investeringen. Voor 2025 is de
rekenrente, net als voor de vorige paar jaar 1,5%. Voor het opstellen van de Begroting 2025 wordt daarom een rekenrente van 1,5% gehanteerd.
Overige
i. In de vergaderingen van de samenwerkingsverbanden en gemeenschappelijke regelingen dient ons gemeenschappelijk standpunt met betrekking tot de loon- en prijsstijgingspercentages en
de aanleverdatum van de begrotingen te worden ingebracht;
j. De jaarschijf 2025 van het meerjarenplan (MJP) 2025-2028 wordt vastgesteld bij de Kadernota 2025, voor wat betreft vervangingsinvesteringen, areaaluitbreiding en intensivering bestaand beleid. De consequenties ervan worden direct verwerkt in de programma’s van de Programmabegroting 2025-2028.
Gemeentelijke belastingen en retributies
k. Voor de tarieven gaan wij uit van een stijging gelijk aan het inflatiepercentage, in dit geval van
2,5%. Uitzonderingen op de algemene regel van de toegestane stijging zijn:
- Reisdocumenten / rijbewijzen: de tarieven van de reisdocumenten / rijbewijzen zijn aan een wettelijk maximum gebonden;
- Afvalstoffenheffing / rioolrecht: met betrekking tot deze tarieven geldt, met uitzondering van
de BCF-component, een kostendekking van 100%;
- Voor wat betreft de OZB en de RZB geldt dat niet de tarieven, maar de opbrengst stijgt met
het genoemde inflatiepercentage. Daarbij komt, sinds de Begroting 2021, dat de korting op
de Algemene Uitkering naar aanleiding van de WOZ-waardestijging, bij de geraamde
onroerendezaakbelasting opbrengst wordt opgeteld.